Sociale media

  • NL
Open the menu

Opinie: De humanitaire hulp moet waar mogelijk opgevoerd worden


Wat hebben de Syrische Nationale Coalitie, een buitenlandse jihadgroep en de regeringen van een Golfstaat, Iran en de Verenigde Staten gemeen? Ze verlenen allemaal op hun manier ‘humanitaire hulp’ in het Syrische conflict, allemaal aan de kant die zij steunen. Maar geen van hen kan het immense lijden van de bevolking verlichten, en geen van hen kan verzekeren dat de geboden hulp daar terecht komt waar zij het meest nodig is. Dit is geen eenvoudige oorlog en er zijn geen eenvoudige oplossing voor hulpverlening. Maar dit status quo is geen optie.

Het is op dit moment quasi onmogelijk voor hulpverleners om frontlijnen over te steken op de schaal die nodig is om de gigantische humanitaire noden te lenigen. Daarom gaan veel hulporganisaties illegaal de grens over, naar gebieden die de oppositie controleert. Zij  verlenen hulp met de steun van de oppositie. Dat is problematisch, omdat zij zo politieke solidariteit met één partij in het conflict doen uitschijnen – en daarmee wordt hun hulp gecontesteerd. Zo wordt de politieke complexiteit van het conflict in Syrië weerspiegeld in de humanitaire hulpverlening: de meest hulpverlening wordt partijdig gevonden.

Een frontlijn proberen oversteken zonder de steun van alle partijen in het conflict, betekent dat je teruggestuurd kan worden aan een checkpoint omdat je “de vijand” steunt. Of het betekent dat je je blootstelt aan bombardementen en scherpschutters. Maar om plaatsen als Homs, Deraa of de buitenwijken van Damascus te bereiken, moeten hulpverleners frontlijnen kunnen overstreken.

Miljoenen mensen ontbreekt het aan voldoende voedsel, brandstof, onderdak en zuiver water. Hele gemeenschappen leven in onbeschrijflijke angst, worden belegerd en gebombardeerd. Recent werden in door de oppositie gecontroleerde gebieden uitbraken van ziektes als tyfus en leihmansiasis gemeld. Artsen Zonder Grenzen kon niets meer doen dan medisch materiaal schenken, want door de hevige gevechten konden onze teams de getroffen zones niet bereiken.

De vernieling van ziekenhuizen heeft een gapende medische leegte gecreëerd. Van bij het begin van het conflict zijn de verhindering van medische hulp en aanvallen op ziekenhuizen als oorlogstactieken gebruikt. In veel gebieden zijn er alleen nog geïmproviseerde veldhospitalen – van keukentafels tot kelders. Medisch personeel is gevlucht. Ik zag in één veldhospitaal hoe een bouwvakker het werk van een chirurg deed. Sommige veldhospitalen geven voorrang aan de behandeling van gewonde militairen, waardoor er een nog groter gebrek aan medische zorg is voor de burgerbevolking.

De openbare gezondheidszorg staat onder grote druk. Internationale sancties hebben financiële middelen en transacties bevroren, waardoor de regering geen medisch materiaal meer kan aankopen in het buitenland. Syrië produceerde het meeste van dat materiaal zelf, maar veel fabrieken zijn verwoest. Tijdens een recent bezoek aan Damascus zag ik dat ziekenhuizen met grote bevoorradingsproblemen kampten.

Zonder toestemming van de regering is Artsen Zonder Grenzen is er toch in geslaagd om drie officieuze ziekenhuizen op te zetten in het door de oppositie gecontroleerde noorden van het land. Tegelijk blijft Artsen Zonder Grenzen hulpgoederen en medisch materiaal sturen – en soms smokkelen –, zowel naar gebieden onder controle van de regering als gebieden onder controle van de oppositie. Dat is zeker niet de meest efficiënte manier voor ons om te antwoorden op de enorme noden in het hele land. Onze hulpverlening is een druppel op een hete plaat.

De polarisatie van de hulpverlening wordt intussen aan alle kanten verdergezet. Regionale en westerse machten willen hulp bieden vanuit politieke solidariteit. De Verenigde Naties kunnen alleen via de regering in Damascus hulp verlenen, en rekenen op een wel erg onwaarschijnlijke resolutie van de Veiligheidsraad, die het recht zou geven om overal hulp te bieden, zonder toestemming van de regering. De meest concrete steun in Syrië komt vandaag van diaspora-organisaties en van de lokale gemeenschappen zelf. Het is dankzij die netwerken dat Artsen Zonder Grenzen haar hulpprojecten de voorbij twee jaar heeft kunnen opzetten.

De partijen in het conflict hebben alle reden om argwanend te staan tegenover hulpverlening vanuit gebieden die de tegenstander controleert, gezien de manier waarop die hulp vandaag georganiseerd wordt. Die situatie is gecreëerd door de weigering van Damascus om toegang te verlenen aan onafhankelijke hulporganisaties. Dat maakte het mogelijk voor anderen, met een geo-politieke agenda achter hun hulpverlening, om zich te verschuilen achter het excuus dat er nu eenmaal geen andere optie was dan illegaal Syrië binnen te gaan.

De regering in Damascus heeft de sleutel in handen om deze patstelling te doorbreken, door neutrale hulpverlening vrij toegang te verschaffen. Een onderhandeld akkoord tussen alle partijen is dringend nodig, om hulp te kunnen bieden op de schaal die nodig is. Een gezamenlijk diplomatieke inspanning is essentieel om snel zo’n akkoord te bereiken. Zonder dergelijk akkoord kan humanitaire hulp niet losgekoppeld worden van de geopolitieke complexiteit. Terwijl we wachten tot de impasse doorbroken wordt, moet de hulp waar mogelijk opgevoerd worden, zelfs als daar geen toestemming van alle partijen voor is – hoe imperfect die oplossing ook is. Het geweld in Syrië woedt onverminderd verder, en het falen van humanitaire hulpverlening wordt elke dag onaanvaardbaarder.

Jonathan Whittall, expert humanitair beleid van Artsen Zonder Grenzen