Sociale media

Open the menu

De stem uit de ziekenhuiskelder in Oost-Ghouta

Door onze algemeen directeur Meinie Nicolai

“De meeste mensen in Oost-Ghouta leven ondergronds. Medische zorg wordt steeds vaker in kelders verleend.

Ik sprak met een directrice van een ziekenhuis in Oost-Ghouta, dat wij sinds 2013 ondersteunen. Terwijl ik veilig in een kantoor in Brussel zat, groeide bij mij het onbehagen toen de directrice de details beschreef van de strijd die zij en haar collega’s voeren.

Deze jonge, zelfzekere arts legde uit dat de belegering en de bombardementen en beschietingen van de afgelopen vijf jaar heel moeilijk waren geweest, maar niets voorstelden in vergelijking met de afgelopen maand. Ze gaf toe dat ze nauwelijks woorden vond om de situatie te beschrijven. Haar ziekenhuis was opgetrokken in een gebouw met vijf verdiepingen, maar ze konden enkel nog de kelder gebruiken omdat ze dachten dat die toch enige bescherming kon bieden bij een beschieting of bominslag.

In die kelder hebben ze verschillende operatiekamers ingericht, maar de dichtstbijzijnde eenheid voor intensieve zorgen ligt verschillende kilometers verderop en de weg ernaartoe is te gevaarlijk. De dokter vertelde me over een bombardement de dag voordien, dicht bij het ziekenhuis. Zeven doden, onder wie drie kinderen, en 30 gewonden werden met spoed binnengebracht.”

 

Photo d'archive de MSF en Syrie datant de 2013
Archieefbeeld. Syrië, 2013. © AZG

“Terwijl we spraken, raakte ze helemaal uitgeput. Zij en haar collega’s hadden de voorbije 24 uur 17 grote chirurgische ingrepen uitgevoerd – waaronder algemene, orthopedische en vasculaire chirurgische ingrepen – met beperkte middelen. Ik vroeg haar hoe het met de patiënten ging en ze zei me dat een van hen was overleden. Maar niet alles was slecht: de toestand van de andere 16 patiënten was stabiel.

Ze vertelde me dat bloedtransfusies een van de grootste problemen vormden. De centrale bloedbank was slechts zeven kilometer verderop, maar door de hevige bombardementen en beschietingen had dit net zo goed 70 kilometer kunnen zijn; ze kunnen er niet geraken. In haar ziekenhuis kan de dokter vóór de transfusie enkel de meest elementaire controles uitvoeren, en de bloedvoorraad raakt uitgeput.

De meeste bewoners leiden een ondergronds bestaan in kelders of geïmproviseerde schuilplaatsen; afgesloten ruimtes met uiterst ongezonde leefomstandigheden. De dokter vertelde me dat ze de gewone raadplegingen ondanks die omstandigheden tot een absoluut minimum had moeten herleiden om capaciteit te bewaren voor kritieke gevallen.

Het verloop en de impact van deze strijd zijn extreem. Tijdens de eerste twee weken van het offensief werden dagelijks meer dan 300 gewonden en meer dan zeventig doden naar de door Artsen Zonder Grenzen ondersteunde voorzieningen gebracht … elke dag opnieuw. Vijftien voorzieningen die Artsen Zonder Grenzen ondersteunt, zijn geraakt door bommen of beschietingen. Vier van de ondersteunde medische professionals werden gedood en twintig raakten tot nu toe gewond.

Hoewel de realiteit van deze totale oorlog duidelijk is, zijn sommige details dat niet. Deze wijzen er wel op dat het conflict niet alleen buitengewoon omvangrijk is, maar ook heel erg smerig. We kunnen de details niet verifiëren van de patiënten die werden binnengebracht met ademhalingsproblemen en symptomen die kunnen wijzen op blootstelling aan chemische stoffen. Evenmin kunnen we de verhalen controleren van de patiënten met schotwonden die worden behandeld door de artsen die we ondersteunen en die zeggen dat ze in het door de oppositie gecontroleerde gebied werden beschoten door sluipschutters.

Wat we wel kunnen doen is blijven streven naar een zo doeltreffend mogelijk gebruik van de resterende medische voorraden die door Artsen Zonder Grenzen vooraf in de enclave zijn opgeslagen, ook al slinken deze met de dag. En we kunnen onze oproepen aan de strijdende partijen en hun aanhangers blijven herhalen, namelijk dat de burgers die vastzitten in Oost-Ghouta geen legitiem doelwit noch op te offeren pionnen zijn. Ze mogen niet worden ingezet als schaakstukken door de oppositiegroepen, of als rechtvaardiging voor de militaire campagne van de coalitie die door de Syrische regering wordt geleid.

Toen ze zich klaarmaakte om terug te keren naar haar patiënten, vatte de dokter de situatie samen als extreem kritiek; haar team is uitgeput en kan nauwelijks slapen omdat het wakker wordt gehouden door de gevechten of door de instroom van slachtoffers. Bovendien is elk van haar medewerkers door een gebrek aan voedsel sterk vermagerd. “Dit moet stoppen”, zei ze. “We kunnen niet blijven toekijken hoe kinderen sterven.”

Deze dokters en verpleegkundigen zijn compleet uitgeput, maar proberen hun werk nog steeds zo goed mogelijk te doen. Dit zou ons allemaal bescheiden moeten stemmen. Mijn woorden raken op en ik kan slechts de duidelijke boodschap doorgeven die ik vanuit de duisternis en angst van de ziekenhuiskelder te horen kreeg: “Dit moet stoppen.””