Het einde van de aidsepidemie in zicht? Hoegenaamd niet
Deze week vindt in Washington de negentiende Internationale Aidsconferentie plaats. Rond de conferentie hangt een sfeer van optimisme. Men spreekt zelfs over een aidsvrije generatie in de nabije toekomst. In een rapport van UNAIDS staat dat nu wereldwijd acht miljoen aidspatiënten een behandeling krijgen. In 2011 kwamen daar maar liefst 1,4 miljoen patiënten bij. Hoewel dit op zich goed nieuws is voor die mensen zelf, is dit ritme ruim onvoldoende om de doelstelling te halen om tegen 2015 15 miljoen aidspatiënten te behandelen.
Er zijn nog redenen te bedenken om het optimisme wat te temperen. Vorig jaar stierven er 1,8 miljoen mensen aan de gevolgen van de ziekte. In datzelfde jaar kwamen ook 2,5 miljoen nieuwe besmettingen bij. In totaal wachten er wereldwijd nog altijd zeven miljoen mensen op behandeling, of bijna de helft van alle patiënten die men tegen 2015 wil behandelen. In Congo, waar slechts één op zes patiënten toegang heeft tot behandeling, sterven sommige mensen letterlijk voor de deur van ons ziekenhuis. In Guinee, dat een van de laagste inkomens heeft in de wereld, dreigt de behandeling van 11.000 patiënten niet te worden voortgezet omdat er door geldgebrek vertragingen zijn in de bevoorrading van aidsremmers.
Ondertussen sporen internationale geldschieters Afrikaanse landen, waar de epidemie nog altijd het hardst toeslaat, steeds meer aan om zelf bij te dragen aan de bestrijding van aids en verhogen ze hun financiële bijdragen niet. Belangrijke instellingen zoals het Wereldfonds voor de bestrijding van aids, tuberculose en malaria komen door deze tanende donorinteresse middelen tekort. De bijdrage van de Europese Unie aan het Wereldfonds was tijdens de laatste financieringsronde kleiner dan tijdens de voorgaande. Haar publieke stelling om aids voor goed te bestrijden blijkt zich dus niet vertaald te hebben in een grotere financiële bijdrage. Ook België voorziet al jaren hetzelfde bedrag aan het Wereldfonds en we krijgen geen signalen dat onze regering aids als een prioriteit beschouwt. Voor Artsen Zonder Grenzen is het onaanvaardbaar om te veronderstellen dat Afrikaanse landen zelf deze noodsituatie aankunnen, gezien hun beperkte middelen.
Bovendien blijkt uit recente wetenschappelijke bevindingen dat we in staat zijn om het virus in te dammen. We weten nu dat de behandeling van een patiënt de kans op overdracht van het virus met 96 procent vermindert. Dit is virtueel honderd procent. De behandeling van aidspatiënten zal nu effectief nieuwe besmettingen volledig kunnen voorkomen. Dit is nu al bewezen op kleine schaal. Artsen Zonder Grenzen zal dit jaar drie nieuwe projecten starten om dit idee uit te testen in een groot Afrikaans district.
Landen zoals Zimbabwe en Malawi, met hoogste besmettingsgraad in de wereld, hebben onlangs de nieuwste richtlijnen van de Wereldgezondheidsorganisatie omgezet in de praktijk. Nu hebben ze zelfs de ambitie om nog verder te gaan en de nieuwste wetenschappelijke bevindingen, zoals hierboven beschreven, te implementeren. Maar door het dreigende geldtekort riskeren zij hun nationale aidsprogramma’s te moeten terugschroeven.
Sinds tien jaar is er al veel vooruitgang geboekt in de strijd tegen aids, maar de aidsepidemie blijft nog altijd een noodsituatie. Artsen Zonder Grenzen ziet zich genoodzaakt haar aidsprojecten steeds verder uitbreiden om aan die noodsituatie tegemoet te komen. Momenteel biedt de organisatie een aidsremmende behandeling aan meer dan 229.000 patiënten in meer dan twintig landen. De nieuwe inzichten in strategieën om de epidemie werkelijk in te dammen, met behandeling in plaats van de traditionele preventiestrategieën kunnen wel eens een echte ommekeer betekenen in de strijd tegen aids. Dit vraagt om dringend meer bewijs op grotere schaal en een vastberaden politieke wil. Hillary Clinton liet tijdens de conferentie in Washington al optekenen dat de Verenigde Staten 150 miljoen extra zullen investeren in de strijd tegen aids om tot een aidsvrije generatie te komen. Hopelijk volgen nu ook de anderen.