Na de aanval op Tajoura... Wat nu?
“Toen ik om12u45 in het detentiecentrum van Tajoura aankwam, stond het buiten vol met ambulances. Het gebouw dat werd geraakt, was bijna volledig vernield; de muren waren afgebrokkeld, overal lag puin. Waar vroeger een cel was, was nu gewoon een groot gat. Er was geen enkele overlevende in die kamer. Ik zag overal lijken en lichaamsdelen die van onder het puin uitstaken. Overal bloed. Op een gegeven moment moest ik stoppen met tussen het puin ruimen, ik kon niet verder tussen de brokstukken omdat er te veel lijken lagen. Ik had over de lichamen moeten kruipen om verder te gaan.
Sommige overlevenden hielpen om de doden in lijkzakken te stoppen, anderen hielpen de gewonden. Maar de meesten zaten verspreid over het centrum, op de grond met hun weinige bezittingen, in complete shock. Veel van de doden kende ik bij naam, ik kende hun verhalen."
De grootste angst die werkelijkheid werd
Een Libische dokter van Artsen Zonder Grenzen vertelt hierboven over wat hij zag toen hij na de fatale luchtaanval op het detentiecentrum van Tajoura, laat in de nacht van 2 juli, ter hulp snelde. Naar schatting 60 mensen kwamen om, 70 anderen raakten gewond. Een nacht die voor altijd in het geheugen van deze dokter zal staan gegrift als een verschrikkelijke nachtmerrie. Een nacht waarin onze grootste angsten werkelijkheid werden. We waarschuwen al maandenlang voor aanvallen als deze, in de ijdele hoop dat onnodig lijden en onnodige sterfte konden vermeden worden.
Enkele minuten na de luchtaanvallen begonnen onze medewerkers, die slechts enkele uren daarvoor waren teruggekeerd van hun bezoek aan datzelfde detentiecentrum, noodoproepen te ontvangen. Ze haastten zich naar het centrum, maar konden weinig doen. Meer dan 130 onschuldige mannen en jongens, maakten geen schijn van een kans tegen de verwoestende explosie. Zij zaten opgesloten in de cel, waar zouden ze heenvluchten?
Slechts twee maanden eerder, op 8 mei, was ik ook in Tajoura, de dag na de eerste luchtaanval op het detentiecentrum. Daar scheurden granaatscherven door het dak van de cel van de vrouwen en raakten bijna een baby.
Ik moet denken aan de mensen die ik tijdens mijn bezoeken aan Tajoura heb ontmoet; mensen die in hun cel zouden worden opgesloten. Ik herinner me hun bange gezichten, ze hadden elke hoop op enige veiligheid allang opgegeven. Ze protesteerden tegen hun onophoudelijke opsluiting en kaartten dat bij ons aan. Wij hebben op onze beurt de alarmbel geluid en Europese regeringen opgeroepen om zich te verzetten tegen een beleid dat mensen in deze centra in de val lokt, en om de onmiddellijke en dringende evacuatie uit Libië van vluchtelingen en migranten die in willekeurige detentie worden vastgehouden, te steunen. Op geen enkele manier mocht zo’n beleid worden voortgezet, daar waren wij rotsvast van overtuigd.
moderne vergeetput
Maar het beleid ging wel door. Bij de laatste luchtaanval vielen de meeste burgerslachtoffers sinds het begin van de gevechten in Tripoli - volgens cijfers van de Wereldgezondheidsorganisatie was die luchtaanval verantwoordelijk voor meer dan de helft van de burgerslachtoffers. De instabiliteit in Libië stelt Naast de gevechten stelt vluchtelingen en migranten – naast het gevaar geraakt te worden in de gevechten – bloot aan andere risico's: mensenhandelaars, smokkelaars en iedereen die hen probeert uit te buiten voor persoonlijk gewin. Deze detentiecentra zijn plaatsen van onbepaalde opsluiting met onuitsprekelijke omstandigheden en zonder uitweg. Het zijn plaatsen waar mensen worden vergeten.
Minder dan 1% van de geschatte bevolking van vluchtelingen en migranten in Libië zitten opgesloten in detentiecentra – in totaal ongeveer 5.600 mensen. In de afgelopen dagen hebben we een sterkere oproep gezien van agentschappen van de Verenigde Naties en zelfs van de Europese Unie, die zich aansluiten bij Artsen zonder Grenzen in een gedeelde, resolute oproep om een einde te maken aan de arbitraire detentie. Het gaat om meer dan alleen maar de deur van de cel te ontsluiten en zo een illusie van vrijheid te creëren, die politici moet toestaan hun geweten te sussen. Wie zonder geld of bezittingen uit de gevangenis komt, zit nog steeds gevangen in een oorlog die niet de zijne is, in de greep van criminele netwerken, zonder vooruitzicht op een zekere en veilige toekomst.
Bij gebrek aan andere oplossingen, die de vluchtelingen een echte uitweg kunnen bieden, blijft de zee de enige mogelijke ontsnapping bieden. Hier ligt de grootste hypocrisie. Sinds het begin van de gevechten in Tripoli in april heeft de Libische kustwacht – door de EU gesteund – vier keer zoveel mensen onderschept en naar Libië teruggebracht als er mensen naar veilige landen zijn geëvacueerd of hervestigd, volgens cijfers van de VN. Vorige week nog zijn 90 mensen die op zee zijn onderschept, onder dwang naar Tajoura teruggestuurd. De woorden van Europese politici die de luchtaanval aan de kaak stellen, blijven hol als de Europese regeringen de Libische kustwacht blijven steunen.
193 mensen zitten nog steeds vast
Het bloedbad in Tajoura was voorzien en had vermeden moeten worden. De internationale gemeenschap heeft gewacht tot het effectief gebeurde en dat vervolgens veroordeeld, en deed zelfs beloftes tot onderzoek. Wie heeft de doden een naam gegeven? Wie heeft hun families op de hoogte gebracht? Wie begraaft hen?
Als bijkomende kaakslag, bovenop het dodental, en ondanks de internationale verontwaardiging, worden nog steeds 193 mensen vastgehouden op het kerkhof van Tajoura, en het aantal mensen neemt elke dag toe.
Uit respect voor al diegenen die hun leven verloren hebben, moeten we alles doen wat in onze macht ligt om deze terugkerende nachtmerrie te stoppen. Dit is het keerpunt, het is tijd voor concrete actie. Artsen Zonder Grenzen roept de regering opnieuw op tot de onmiddellijke sluiting van het detentiecentrum in Tajoura en om de evacuatie van alle gedetineerde vluchtelingen en migranten uit Libië te steunen. De gedwongen terugkeer van mensen die Libië ontvluchten moet stoppen, de cyclus moet worden doorbroken.
*Deze getuigenis werd op 18 juli gepubliceerd in The Independent